Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [35]zij legden de handen aan haar; en zij ging [36]den weg van den ingang der paarden naar het huis des konings, en zij werd daar gedood. 35. Anders, zij bestelden aan haar zijdwacht, of, zij gaven, of, maakten haar plaats; te weten, om uit den tempel te gaan. Hebreeuws, zij zetten haar handen, of zijden, of ruimten, of plaatsen. 36. Dat is, den weg van de stadspoort Davids, die zo genoemd was en noordwaarts stond; vanwaar men ging naar de poort van Efraim. Zie onder, hfdst.14 vs.13. Sommigen menen dat deze weg den naam heeft van den ingang der paarden, omdat men door denzelven bekwamelijk tot des konings huis te paard kon rijden.